Vroeger was er eerst drie jaar de tijd om in te burgeren en daarna keken we wat iemand kon doen. Daar is nu geen tijd meer voor. Statushouders moeten naast de taalles ook werken.
Gemeenten willen dat statushouders zo snel mogelijk mee doen in de samenleving. De taallessen zijn parttime dus blijft er genoeg tijd over. Maar is dat zo? De combinatie van inburgeren en tegelijk starten met werken blijkt in de praktijk lastig te zijn.
Bij taalscholen zijn veel veranderingen in de lesschema’s en planning. Statushouders gaan drie dagen naar de les en moeten ook huiswerk doen, zij kunnen zich niet altijd makkelijk vrij maken voor andere werkzaamheden. Toch zijn de meeste trajecten nu duaal en strak georganiseerd. Zorgt dit inderdaad voor een versnelde integratie of vragen we te veel van nieuwkomers? Hoe begeleiden we hen hierin, waar lopen statushouders in de praktijk nog meer tegenaan?